Ik ben mijn wachtwoord vergeten

Dossier:

Broeikasgassen verminderen

In dit dossier

Dossierbeheerder

Maatregelen Bodem en Bemesting

Het juiste type mest onder goede omstandigheden uitrijden 
Doel: (1) zorgen voor een goede benutting van meststoffen door rekening te houden met de omstandigheden tijdens het uitrijden en de specifieke kwaliteiten van het type mest, (2) tegengaan van de emissie van lachgas.
 
Geen mest uitrijden voorafgaand aan een neerslagoverschot
Valt er na het uitrijden meer regen dan de bodem kan opnemen, dan kunnen mestdeeltjes en mineralen met het regenwater afspoelen naar het oppervlaktewater. Dit gebeurt vooral wanneer de bodem al verzadigd is met water of wanneer er zeer veel regen in korte tijd valt.
In najaar, winter of vroeg voorjaar zal het ook veel voor komen dat de bodem het regenwater wel kan opnemen, maar dat de neerslag veel groter is dan de verdamping. Dan zullen mineralen met het neerslagoverschot uitspoelen naar het grondwater. En het gevormde nitraat kan ook verloren gaan door denitrificatie en dus emissie van lachgas.
 
Geen mest aanwenden op een met water verzadigde bodem
Wordt mest aangewend op een met water verzadigde bodem, dan lopen de mineralen een groot risico af te spoelen naar het oppervlaktewater. Daarnaast is dan de kans groot dat als gevolg van het uitrijden zodebeschadiging of bodemverdichting optreedt. Van de stikstof die in de bodem terechtkomt zal een groot deel verloren gaan door denitrificatie.
 
Geen mest verspreiden over sneeuw of bevroren land
Wordt mest verspreid over sneeuw of bevroren land, dan zal bij dooi een deel van de mest afspoelen naar het oppervlaktewater (de mest drijft als het ware van het land). Dit is ook de achtergrond van het wettelijke verbod om mest uit te rijden over met sneeuw bedekte grond.
 
Geen zwavelhoudende meststoffen gebruiken. 
Zwavelzure ammoniak, superfosfaat en patentkali bevatten zwavel. Het gebruik van deze kunstmeststoffen kan in principe worden vermeden.
 
Het mineralenaanbod afstemmen de gewasbehoefte/-opname 
Doel: (1) overdosering tegengaan waardoor kunstmest wordt bespaard en mineralenverliezen worden beperkt, (2) tegengaan van emissie van lachgas.
 
N-bemesting afstemmen op bodemanalyses
De variatie in de hoeveelheid beschikbare stikstof in de grond (N-mineraal) aan het begin van het groeiseizoen is voor grasland te gering om hiermee bij de bemesting rekening te houden. Momenteel wordt op grasland de mogelijkheid nagegaan om gedurende het groeiseizoen bij de bemesting rekening te houden met de beschikbare stikstof in de grond. Een complicerende factor daarbij is de hoge stikstofconcentratie onder urineplekken. Voor bouwland kan men bij de N-bemesting wel rekening houden met de hoeveelheid beschikbare stikstof in de grond.
 
N-bemesting verminderen na droogte
Door droogte groeit het gewas minder. Hierdoor worden vaak lichtere sneden geoogst. Er blijft dan meer N in de bodem achter die beschikbaar is voor de volgende sneden. De N-giften per snede kunnen onder dergelijke omstandigheden dan ook verlaagd worden.
 
Bemesten volgens de adviesnormen
Vanaf 1 januari 1994 geldt een nieuw, verfijnd stikstofbemestingsadvies voor grasland.  De nieuwe N-normen geven aan, net zoals de oude, wat onder gemiddelde omstandigheden de economisch optimale N-gift is. Overdosering heeft dus geen nut. De nieuwe N-adviesnormen houden o.a. rekening met de grondsoort, de ontwatering van het perceel en met optredende droogte tijdens het groeiseizoen. De extra mineralisatie van veen en klei-op-veengronden is in het advies verwerkt, zodat hiermee niet apart rekening hoeft te worden gehouden. Het N-advies wordt nog steeds gegeven in kg N per hectare.
 
N uit kunstmest vervangen door N-binding door klavers
Klavers binden via hun wortelknolletjes stikstof uit de lucht. Dit is een natuurlijke manier van bemesten. Nieuwe klaverrassen (o.a. Nieuw-Zeelandse) kunnen veel N binden uit de lucht en kunnen daarnaast enige kunstmest verdragen. De stikstofgift uit kunstmest moet dus worden aangepast. Bij gelijkblijvend stikstofniveau hebben klavers geen voordeel op de mineralenbalans. Immers, de door klavers gebonden stikstof is een aanvoerpost op de mineralenbalans. Bij een vergelijking tussen klavergrasland en grasland met een stikstofniveau van 200 kg, blijkt de uitspoeling niet veel te verschillen. De milieuwinst ligt in kunstmestbesparing. Hierdoor vermindert de industriële milieubelasting van de kunstmestproductie en wordt op energie bespaard (de productie van stikstofkunstmest vergt veel energie).
 
P-startbemesting op maïsland
Op veel maïspercelen is de fosfaattoestand zodanig dat een startgift in de vorm van een fosfaatrijenbemesting geen nut heeft. Boven Pw 56 is geen P-rijenbemesting nodig. Waar een P-rijenbemesting nog wel nodig is kan naast het gebruik van dierlijke mest worden volstaan met 30 kg P2O5/ha in de rij.
 
Rijengewassen bemesten in de rij
Bij jonge rijengewassen kan kunstmest in de rij, dus zo dicht mogelijk in de buurt van de wortels worden gebracht. Zo wordt bijvoorbeeld de P-startgift voor mais vaak al als rijenbemesting uitgevoerd. Het overschot per ha wordt zodoende verminderd. Ook met organische mest kan worden geprobeerd in de rij te bemesten.
 
Kaliumgift (inclusief organisch K) afstemmen op bodemanalyses
Door de kaliumgift af te stemmen op bodemanalyses kan overdosering van kalium worden vermeden. De uitspoeling van kalium wordt daarmee beperkt.
 
Mestanalyses 
Het laten uitvoeren van mestanalyses en de stikstof uit de mest meerekenen bij de vaststelling van de benodigde kunstmestgift.
 
Achtergrond
In aanwezigheid van stikstof kunnen omzettingsprocessen in de bodem zorgen voor de uitstoot van lachgas. Lachgas is een schadelijke broeikasgas, dat wel 310 keer sterker is dan koolstofdioxide.
 
Een groot deel van de stikstof die op het land terecht komt, gaat verloren aan ammoniakvervluchting, nitrificatie en denitrificatie. Denitrificatie is de omzetting van nitraat naar luchtstikstof, een proces waarbij lachgas vrij komt. Hetzelfde gebeurt bij nitrificatie, de omzetting van ammonium in nitraat. Ook spoelt er een deel van de stikstof uit de bodem, in de vorm van nitraat. Dat zorgt er voor dat ook op andere plekken, zoals bijvoorbeeld het oppervlaktewater, lachgas kan ontstaan.
 
Bronnen 
De belangrijkste bronnen voor de uitstoot van lachgas zijn:

  • de bodem – hoe dichter en/of natter de bodem hoe groter de emissie van lachgas. Bodemverdichting treedt op door het gebruik van machines of door beweiding. De omstandigheden in de bodem worden zo gunstiger voor denitrificatie
  • het gebruik van kunstmest en dierlijke mest betekent aanvoer van stikstof waardoor omzettingsprocessen vergroten en lachgas vorming verhoogt.
  • mest- en urine-uitscheiding tijdens beweiding zorgen voor stikstofaanvoer
  • biologische stikstofbinding.
  • grondbewerking - Door scheuren  komen grote hoeveelheden stikstof vrij in de bodem. Het opvolgende gewas kan lang niet al het stikstof opnemen, dit wordt omgezet, met de uitstoot van lachgas tot gevolg.

 Meer informatie is terug te vinden in de rapporten Beweiding en bemesting.

Is deze informatie waardevol voor u? - Deze functie is 'anoniem' en enkel gericht naar de dossier beheerder!